Tuesday, April 29, 2008

 
Posted by Picasa Warande Wolfscamer en Rijsberghe bij het dorp Huijsen (1723)

 
Posted by Picasa Warande Wolfscamer en Rijsberghe bij het dorp Huysen (1709)

 
Posted by Picasa Perceelnummer en oppervlakte van Warande Wolfscamer en Rijsberghe

Friday, August 11, 2006

 

JACHTRECHT VAN DE ERFGOOIERS

__________________________________________________
Gooise Waranden
In 1614 vaardigde P.C. Hooft als Baljuw van Gooiland een plakkaat uit over de jacht in de Gooise Waranden. Op deze zogenaamde ’wildernissen’ en jachtvelden hadden de Erfgooiers het vruchtgebruik. Op de landkaart van 1708 staat de Warande Rijsbergen als zo danig aangegeven. Deze Warande lag ten oosten van het dorp Huizen en grensde bij het Slot Ruysdael aan de Bouwvenen. De Erfgooiers vonden eeuwenlang dat het jachtrecht ook tot hun gebruiksrechten behoorden. De Baljuw had echter de jacht verpacht aan buitenstaanders. De boeren hadden met grote regelmaat last van konijnenplagen. De akkers waren schraal en bracht weinig op. Aangezien de konijnen een groot deel van de oogst opaten, vond men het schadelijk wild. Bovendien vormde af en toe een konijnenboutje een noodzakelijke aanvulling op het hongermenu. De personen die de jacht hadden gepacht jaagden daar voor hun plezier.

Het plakkaat van Hooft schoot de Gooise bewoners in het verkeerde keelgat. In de zogenaamde Gouden Eeuw hadden de machthebbers geen enkel sociaal gevoel. Wie voor een duit geboren was mocht voor deze uitbuiters zijn leven geven als soldaat of VOC schepeling. Logisch dat de machteloze plattelandsbevolking niet veel beter werd behandeld.
Hooft had ter handhaving van de plezierjacht op de Warande Rijsbergen een duinhuis laten bouwen. Twee jachtopzieners , zogenaamde duinmeiers, waren aldaar aanwezig om toezicht te houden. Inmiddels was in de directe omgeving de nood hoog gestegen. Na enkele botsingen tussen duinmeiers en individuele Gooiers , kwamen de laatsten openlijk in verzet.

In de nacht van 3 maart op 4 maart werd het Duinhuis met daarin twee duinmeiers door Erfgooiers overvallen. De groep bestond uit 25 man. Ze waren niet alleen bewapend met pieken. Er waren erbij met jachtroeren schietklaar met brandende lonten. De duinmeiers, Bastiaen Cornelissen en Jan Gerritsen, werden met de dood bedreigd als het Duinhuis niet geopend werd. De schuiframen werden met geweld opengeslagen waar na men met pieken naar binnen stak. Het dak werd met stokken en stenen bewerkt en op allerlei manieren belaagden men de kansloze jachtopzieners. Ze dreigden hen te doden wanneer zij niet naar buiten kwamen. Hun leven zou gespaard worden indien zij vrijwillig naar buiten zouden komen. De arme drommels ontvluchtten het Duinhuis, maar tegen de belofte in stak men met pieken op hen in. Om het vege lijf te redden moesten zij zich weer in het huis terugtrekken. Weer werden er beloften gedaan en uiteindelijk konden de duinmeiers ontkomen, met hun bed en andere eigendommen. De aanvallers hadden zich inmiddels, om niet herkend te worden, verstopt achter een dijkje
De Duinmeiers brachten hun eigendommen in veiligheid in het dorp Huizen. Direct gingen zij terug om hun netten en fretten op te halen, de meeste goederen bleken nog aanwezig te zijn. Ze brachten de nacht door in het dorp Huizen en in de ochtend keerden ze terug naar het Duinhuis en ontdekten dat er in de nacht brand was gesticht.
Op 14 maart werden de duinmeiers aan een verhoor onderworpen en gevraagd naar de namen van de aanvallers. Hun verklaring werd opgetekend door de Amsterdamse notaris Jan Fransz Bruijningh. Bastiaen Cornelisse verklaarde dat hij sinds kort in de omgeving woonde. Gijsberth Pietersen zei wijselijk dat hij in het donker niemand had herkend, vooral omdat de booswichten zich achter een dijkje verstopt hadden. Wel sprak hij het vermoeden uit dat hij aan de spraak een zekere Elbert had herkend.
Deze man, buurmeester van Huizen, bleek na de nachtelijke overval een gat in zijn hoofd te hebben. Waarschijnlijk getroffen door dakpannen die men van het dak had af gestoten.
Het signalement van Elbert luidde: Een veertiger, klein van stuk met een smal gezicht en bruine haren. Hij woonde schuin tegenover de herbergier Lambert van Asten. Volgens Gijsberth had een tweede buurmeester hem op zondag 4 maart gewaarschuwd het Duinhuis te verlaten, hem was ter ore gekomen dat dorpelingen het wilden afbreken. Gijsberth voelde zich die maandag 5 maart blijkbaar veiliger in Eemnes. Daar hij vernam hij dat het Duinhuis in de brand was gestoken. Toen hij polshoogte nam bleek alles te zijn afgebrand.

Konijnen van OranjeDe Staten van Holland gaven op 18 januari 1675 de jacht in Gooiland aan stadhouder Willem III. Voor de Erfgooiers was het nu onmogelijk geworden om hun oogst tegen het schadelijk wild te beschermen. Na het overlijden van de koning/stadhouder ging het jachtrecht over op stadhouder Willem IV en vervolgens in 1751 op zijn weduwe Anna van Hannover. Zij was de dochter van de Britse koning George II. In het jaar 1753 dreigde de oogst in ’t Gooi door de konijnenplaag te mislukken. Tijdens een erfgooiersvergadering viel het volgende besluit:
"Alzoo Mevrouw de prinses van Oranje thans op Soestdijk was, wierd voorgestelt hare Koninklijke Hoogheid request te presenteren op klagten door de ingezetenen gedaan, wegens de schade door de konijnen en kraaijen aan het koorn en hout gedaan wierden, waartoe een parig besloten wierd".
Er werd een onderdanig smeekschrift naar de regentes gestuurd.

"Request van burgemeesters en regeerders der Stad Naarden aan Hare
Koninklijke Hoogheid de prinses douairière van Orange en Nassau,
kroonprinses van Groot Britannien, Gouvernante der Verenigde Nederlanden
namens de bouwlieden van Naarden en Lage Bussum, houdende verzoek tot
vermindering van konijnen teneinde volkomen ruinering van de bouwlanden te
voorkomen".
Het is niet duidelijk of het verzoek is uithaalde. De konijnenplagen bleven de akkers teisteren.


De Gooise burgemeesters hadden de jacht, zonder overleg met de Erfgooiers, overgedragen aan de Oranjes.
Tijdens beroeringen tussen Prinsgezinden en Patriotten plaatste een zekere Jan de Gooijer een opmerking in ’De Politieke Kruyer’ van november 1783. In het patriottische blad protesteerde hij tegen het feit, dat de Erfgooiers niet het recht hadden op hun eigen grond te jagen. Stad en Lande diende in 1788 wederom tevergeefs een request in om in het aloude jachtrecht te worden hersteld. Pas in 1795, onder invloed van de democratische omwenteling, werd Stad en Lande door de Vergadering van de Provisionele Representanten in haar oude recht hersteld. De regering van de Bataafse Republiek ontnam een jaar later het jachtrecht weer.
De kwestie werd in 1899 nogmaals actueel, nadat de Erfgooier en beroepsjager Harmen Vos een haas schoot op erfgooiersgrond.
De actie van H. Vos leidde uiteindelijk tot de Erfgooierswet van 1912.
--------------------------------------------------------------------------------------------
Bron:
-- Acte notaris Jan Fransz Bruijning :
Gem. Oud Archief Amsterdam, Notarieel Archief no 200/70 , fol. 26r - 27v (blauw fol. 158r-159v)
-- Archief Stad en Lande van Gooiland (inventaris tot 2006) : Rubriek 14: Jacht en Visserij
-- Gecomb. Gooische Bladen 28 mei 1942 - Larense toestanden in vroeger tijden - door Mr. Aafke Meilink.
__________________________________________________________________
F.J.J. de Gooijer


HISTORIE VAN HET GOOI, GOOIERS EN ERFGOOIERS 

http://gooijer.nl.jouwpagina.nl/

Voor afbeeldingen en foto's, zie:
http://gooiland.vijftigplusser.nl/





Gratis website teller

Labels:


This page is powered by Blogger. Isn't yours?